Er was eens een echtpaar met vier zoons. Het echtpaar had een boerenbedrijf, ondergebracht in een besloten vennootschap. Tot die besloten vennootschap behoorde onder meer vee, tuinbouw en onroerende goederen (zowel land als panden). Al de kinderen waren werkzaam op het boerenbedrijf en bleven dat na het overlijden van moeder. Vader trad later opnieuw in het huwelijk. De kinderen bleven al die tijd in het bedrijf werkzaam.
Na het overlijden van vader, bleek dat hij drie van de vier kinderen had onterfd. Ten behoeve van de tweede echtgenoot was een vruchtgebruik opgenomen. De enig erfgenaam bleek de zoon te zijn, aan wie 30 jaar voordien het bedrijf was overgedragen. Moeder leefde toen nog. Verder niemand wist daarvan. De zoon (enig erfgenaam) aanvaardde de nalatenschap zuiver. Er waren voor zover hem bekend geen schulden.
Het behoeft geen betoog dat de drie andere kinderen, die ook altijd hard in het bedrijf hadden gewerkt, zich bedonderd voelden. Hoezo had niemand verteld waarom het bedrijf al die tijd al aan de broer toebehoorde en waarom waren zij onterfd?
Er ontstond onbegrip, boosheid en ruzie. De personen die het allemaal zo hadden geregeld, waren er niet meer. De enige tot wie de boosheid kon worden gericht was de enig erfgenaam. Wat ook niet helemaal verwondert. Waarom had hij nooit iets gezegd?
Door het overlijden van moeder hadden al de kinderen een vordering in de nalatenschap van vader gekregen. Bij het zuiver aanvaarden van de nalatenschap van vader, was de enig erfgenaam zich daar niet van bewust. Daarnaast deden de drie kinderen een beroep op hun legitieme portie en stelden zij dat in de bedrijfsoverdracht een schenking was gelegen.
Lang verhaal kort. Over deze zaak is eindeloos geprocedeerd, hebben al de betrokkenen veel geld aan advocaten moeten betalen en heeft de enig erfgenaam aan het eind van de rit het (familie)bedrijf moeten verkopen om de schulden aan de andere kinderen te kunnen voldoen.
Wat de bedoeling van de ouders is geweest, valt niet meer te achterhalen. Maar de bedoeling zal in elk geval niet zijn geweest dat:
- de nalatenschap is opgegaan aan proceskosten en
- de door hun beoogde opvolger het bedrijf heeft moeten verkopen.
Adviesmomenten
- Het zou in onze optiek mooi/beter zijn geweest als de ouders ten tijde van de overdracht aan hun zoon advies hadden ingewonnen. Niet alleen over het verkopen van het bedrijf (tegen een te lage prijs), maar ook over de fiscale consequenties daarvan en misschien nog wel belangrijker: de communicatie daarover met de andere kinderen. Het is geen wonder dat die kinderen zo boos zijn geworden. Dat had (wellicht) voorkomen kunnen worden.
- Na het overlijden van vader heeft de enig erfgenaam de nalatenschap zuiver aanvaard. Daar is geen notaris of andere adviseur bij betrokken geweest. Gevolg: hij werd in privé aansprakelijk voor de schulden van de nalatenschap, waaronder de schulden die waren ontstaan als gevolg van het overlijden van moeder. Dat hij zich dat op dat moment niet gerealiseerd heeft, mocht hem niet baten. Hij behoorde te weten dat er sprake was van die vorderingen.
- De communicatie na het overlijden van vader. Er zijn jaren overheen gegaan voordat partijen bij advocaten terecht kwamen. Veel kwaad was toen al geschied. Niet alleen had de toon van de correspondentie weinig goed gedaan, ook waren standpunten betrokken die juridisch niet haalbaar bleken. Over al die punten is geprocedeerd.
Een zaak als deze doet ons zeer. Wat is gebeurd valt immers niet altijd meer “te repareren”. In onze optiek hadden alle kinderen er baat bij gehad als eerder (in alle drie de stadia) om advies was gevraagd.