Heeft een kind een niet opeisbare vordering op zijn (stief)ouder, dan is niet zeker dat die vordering ooit wordt betaald. Het kan zelfs zijn dat goederen van emotionele waarde bij de stieffamilie terecht komen. Ter beperking van het “stiefoudergevaar” heeft de wetgever de wilsrechten in het leven geroepen. Als de wilsrechten niet bij testament zijn…

Lees meer

Wat zijn wilsrechten?

In de wet zijn bepalingen opgenomen (de wilsrechten) die kinderen een sterkere positie kunnen geven voor het geval zij als erfgenaam een niet opeisbare vordering krijgen op hun langstlevende ouder of hun stiefouder.

Zekerheid voor de betaling van de niet opeisbare vordering heeft een kind namelijk in principe niet. Als de (stief)ouder de nalatenschap op maakt, dan valt er bij het tweede overlijden simpel gezegd niets meer te halen. Het kan dus voorkomen dat de vordering onbetaald blijft.

Als een langstlevende ouder opnieuw in het huwelijk treedt, of een kind een vordering heeft gekregen op de stiefouder, dan speelt daarnaast het risico dat voor een kind belangrijke spullen met emotionele waarde (zoals bijvoorbeeld een schilderij uit het ouderlijk huis) uiteindelijk buiten de (eigen) familie terecht komt. Mensen noemen dit ook wel “stieffamiliegevaar” genoemd.

Voor dit soort situaties heeft de wet de wilsrechten in het leven geroepen. De wilsrechten kunnen kinderen meer zekerheid bieden voor betaling en/of ervoor zorgen dat belangrijke bezittingen binnen de (eigen) familie blijven.

Wanneer speelt een beroep op een wilsrecht?

Wilsrechten kunnen in een viertal situaties worden ingeroepen als sprake is van de wettelijke verdeling.

Bij de wettelijke verdeling erven de kinderen samen met de langstlevende ouder. De kinderen krijgen een niet opeisbare vordering op de langstlevende.

Dat is ook het geval als de langstlevende ouder opnieuw in het huwelijk treedt met een stiefouder. In dat geval is volgens de wet óók de wettelijke verdeling van toepassing en krijgen de kinderen dus een niet opeisbare vordering op de stiefouder. Dat voelt doorgaans minder prettig dan wanneer sprake is van een vordering op de “eigen” ouder.

LET OP!

Daar komt bij dat deze kinderen niet automatisch ook erfgenaam zijn van de stiefouder. De afwikkeling van de nalatenschap van de stiefouder in de toekomst, hangt af van hoe de stiefouder zijn nalatenschap heeft geregeld.

In de ideale wereld zou de stiefouder de kinderen van de eerst overledene ook tot erfgenaam benoemen (al dan niet samen met de eigen kinderen van de stiefouder), maar dat gebeurt vaker niet dan wel.

In welke situatie(s) kan een wilsrecht worden ingeroepen?

De wilsrechten kunnen zowel tegen de eigen (langstlevende) ouder, als tegen de stiefouder worden ingeroepen in de volgende vier situaties:

  1. Als de langstlevende ouder opnieuw in het huwelijk wil treden en daarvan aangifte doet.
    Dit is de situatie waarin de kinderen vanwege het overlijden van de eerste ouder een niet opeisbare vordering hebben gekregen op hun (eigen) langstlevende ouder.
  • Als de langstlevende ouder al is hertrouwd en voor de stiefouder komt te overlijden.
    In deze situatie is de vordering die is ontstaan als gevolg van het overlijden van de eerste ouder opeisbaar geworden.
  • Als de langstlevende ouder overlijdt.
    Met als gevolg dat de kinderen vanwege het overlijden van de tweede ouder een niet opeisbare vordering krijgen op de stiefouder.
  • Als de stiefouder van de kinderen overlijdt.
    In dit geval is de niet-opeisbare vordering van de kinderen die is ontstaan als gevolg van het overlijden van hun ouder, opeisbaar geworden.

Waar kan het inroepen van een wilsrecht toe leiden?

Vanwege de wettelijke verdeling heeft een kind in al de vier genoemde gevallen recht op een vordering in geld. Dus niet op goederen!

De wilsrechten bieden de gelegenheid om toch (vast) het bloot eigendom of het volle eigendom van bepaalde goederen uit de nalatenschap te krijgen. Enerzijds kan dat zekerheid bieden, anderzijds kunnen spullen van emotionele waarde binnen de familie blijven.

Als een kind een wilsrecht inroept, dan zal de (stief)ouder (of afhankelijk van de situatie: de erfgenamen van de stiefouder) mee moeten werken aan de overdracht van de eigendom van een goed of van goederen tot ten hoogste de waarde van de niet opeisbare vordering.

Wat betekent dat laatste?

In vereenvoudigde bewoordingen: als het kind een vordering van € 5.000,- zou hebben, kan het niet verlangen dat de eigendom van een woning ter waarde van € 500.000,- aan hem wordt overgedragen.

Wat is het verschil tussen bloot eigendom en volle eigendom?

In dit geval betekent bloot eigendom dat een kind weliswaar het goed op naam gesteld krijgt, maar de langstlevende gedurende zijn leven het recht van vruchtgebruik houdt. Met andere woorden: het goed is officieel wel al van het kind, maar de langstlevende (stief) ouder mag het goed wel (exclusief) blijven gebruiken.

Is sprake van de overdracht van vol eigendom, dan is dat wat het woord doet vermoeden. Het kind wordt volledig eigenaar en hoeft (dus) geen rekening te houden met gebruiksrechten.

In welke situatie kan een kind het vol,- of bloot eigendom opeisen?

In de hiervoor beschreven situaties heeft een kind in situatie 1 en 3 recht op het bloot eigendom. De (stief) ouder mag de goederen dus nog (exclusief) blijven gebruiken. Het is nodig om dit gebruiksrecht (vruchtgebruik) formeel te vestigen.

Het voordeel voor een kind bestaat eruit dat de langstlevende het goed niet meer kan/mag verkopen. Er bestaat zekerheid voor wat betreft de betaling van de vordering (het kind heeft officieel al een deel van het vermogen in bezit) én het goed blijft in de familie.

In situatie 2 en 4 heeft een kind recht op volledige overdracht van een goed.

Voor zover de vordering van een kind hoger is dan de waarde van (overgedragen) goed, komt de waarde van dat goed in mindering op de vordering van het kind.

Wanneer kan er geen beroep op een wilsrecht worden gedaan?

De wettelijke bepalingen die zien op de wilsrechten zijn alleen van toepassing als de wettelijke verdeling speelt.

Daarnaast sluiten mensen vaak de wilsrechten uit in een testament.

Mag dat? Ja, dat mag.

In tegenstelling tot de wettelijke rechten, kan men van de wilsrechten bij testament wél afwijken.

Wilt u een wilsrecht inroepen of wordt u geconfronteerd met een kind dat een wilsrecht inroept? Twijfelt u over de mogelijkheden of heeft u andere vragen?

Veel gestelde vragen over Wilsrechten.

Wat zijn wilsrechten?

Wilsrechten kunnen door kinderen worden ingeroepen als de wettelijke verdeling van toepassing is en zij een (niet-opeisbare) vordering hebben gekregen op hun langstlevende (stief)ouder. Een kind kan een wilsrecht inroepen als de langstlevende ouder wil hertrouwen en daarvan aangifte doet, als de langstlevende ouder al is hertrouwd en komt te overlijden en als de stiefouder overlijdt. 

De wilsrechten kunnen kinderen een sterkere positie – en meer zekerheid – geven voor de uiteindelijke betaling voor hun niet-opeisbare vordering. Daarnaast kan een beroep op een wilsrecht ervoor zorgen dat belangrijke spullen binnen “de eigen” familie blijven.

Wat is stiefoudergevaar?

Als uw ouder na een overlijden of een echtscheiding opnieuw in het huwelijk treedt en uw ouder maakt geen testament, dan krijgt de stiefouder bij het overlijden van uw ouder de gehele nalatenschap toebedeeld. De kinderen krijgen slechts een niet opeisbare vordering op de stiefouder. Dat betekent dat goederen van emotionele waarde buiten de familie terecht kunnen komen. Daarnaast bestaat er niet zelden de vrees dat de stiefouder de nalatenschap op maakt en er uiteindelijk niets voor de kinderen overblijft. In de situaties dat een ouder opnieuw in het huwelijk treedt, wordt om die redenen wel eens gesproken van stiefoudergevaar.

Kunnen wilsrechten worden uitgesloten?

Ja, dat kan. Het komt vaak voor dat een ouder de wilsrechten uitsluit. Dat moet – om rechtsgeldig te zijn – wel bij testament gebeuren. Staat in het testament niets: dan komt een kind een beroep op een wilsrecht toe.

Hoe kan ik een wilsrecht inroepen?

Een wilsrecht kan worden opgeroepen door middel van het sturen van een brief aan de langstlevende ouder, waarin u het verzoek neer legt. Als er meerdere kinderen zijn, dan zult u hen van uw verzoek op de hoogte moeten brengen. Om te kunnen bepalen of u terecht een beroep op een wilsrecht doet, zal de omvang van uw vordering moeten vaststaan of nog moeten worden vastgesteld. Daarnaast zal de waarde van het goed moeten worden vastgesteld. Die waarde zal in beginsel in de pas moeten lopen met de waarde van uw vordering. Is dat laatste niet het geval, dan zal moeten worden bezien of een oplossing mogelijk is.

Is uw vordering vele male hoger dan de waarde van het goed? Dan blijft uw vordering voor dat hogere deel in stand. Is uw vordering (veel) lager, dan kan overdracht in beginsel niet worden afgedwongen. Soms echter wordt in die gevallen een regeling getroffen, bijvoorbeeld door “bijbetaling” van het waardeverschil.

Heb ik een erfrecht advocaat nodig om een wilsrecht in te roepen?

Dat hangt ervan af. In beginsel kunt u zelf een wilsrecht inroepen. Is sprake van een overzichtelijke vordering en een relatief eenvoudig goed, zoals een horloge, dan zal het inroepen van een wilsrecht niet veel problemen geven. Is de kwestie complexer, zijn er meerdere kinderen betrokken, moet een woning worden geleverd en vruchtgebruik worden gevestigd, of werkt de langstlevende ouder niet mee? Dan kan het verstandig zijn een erfrecht specialist in te schakelen.

Geïnteresseerd in een gesprek met een erfrecht specialist?

Omdat wij een goede klik heel belangrijke vinden en omdat wij vinden dat de drempel naar goed advies zo laag mogelijk moet zijn, bieden wij u de mogelijkheid van een geheel vrijblijvend eerste telefonisch kennismakingsgesprek.

Vrijblijvend telefonisch gesprek

Bel: +31 72 851 53 74

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.
Scroll naar boven